- partij
- {{partij}}{{/term}}1 [algemeen]partie 〈v.〉2 [politiek][ook: huwelijkspartner] parti 〈m.〉3 [onbepaalde hoeveelheid] lot 〈m.〉4 [feest] fête 〈v.〉♦voorbeelden:1 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 burgerlijke partij • partie civilede strijdende partijen • les parties combattanteszij heeft de partij gewonnen • elle a gagné la partiede spelers in partijen verdelen • diviser les joueurs en équipespartij kiezen, trekken (voor iemand) • prendre parti (pour qn.)de partijen komen overeen dat … • les parties conviennent que …〈figuurlijk〉 zijn partij(tje) meeblazen • participer avec enthousiasme〈figuurlijk〉 partij zijn • avoir un intérêt dans l'affairegeen partij zijn voor • ne pas faire le poids contre2 de communistische partij • le parti communistezij is een goede partij • c'est un beau parti3 een partij bloembollen • un lot de bulbes à fleur4 een gezellige partij • une fête agréableeen partijtje geven • donner une fête¶ partij geven • répliquereen partijtje vechten • se bagarrerpartij trekken van • tirer parti devan de partij zijn • être de la partie
Deens-Russisch woordenboek. 2015.